Verleden tijd-Henry Essex Edgeworth
De sfeer in Parijs is alsnog niet veranderd. De lijst met problemen, heeft de kans gehad om 1 probleem eraf te schrappen. Lodewijk XVI.
Henry Essex Edgeworth was de handlanger van Lodewijk XVI. Na alle jaren van loyaliteit voor de Franse familie, is het voorbij.
Henry zit voor zijn bureau, hij schrijft zijn zoveelste brief aan zichzelf. Het is net middernacht, de koude lucht van buiten houdt zich op afstand. Hij zit in zijn kantoortje, het enige geluid dat te horen is in de kamer is het gekrabbel van zijn pen en het gekraak van de houten vloer.
Een gouden gloed over het papier laat Henry weer denken aan 21 januari, maandag, de laatste momenten van Lodewijk XVI.
Na een tijd denken, pakt hij een nieuw bruinig papier van zijn bureau-la. Hij schrijft op
“21 januari 1793”
Hij weet nog dat hij samen met Lodewijk XVI in de koets zat, onderweg naar het plein.
Henry was waarschijnlijk nerveuser dan dat Lodewijk was, hij kwam erg kalm en gerust over. In de koets zei hij fluisterend de woorden; “wij zijn er, als ik me niet vergis.” Henry was stil, niet wetend wat hierop te zeggen, na alle jaren helpen verloor Henry niet alleen zijn koning maar ook zijn vriend.
Hij lacht een beetje, Lodewijk was altijd het zwarte schaap in het gezin maar hij was, volgens Henry, een zeer goede man.
Zijn vrouw komt in zijn kantoor en vraagt aan hem wat hij doet, hij verteld dat hij Lodewijk’s executie aan het opschrijven is, hoe het volgens hem er aan toe ging.
Henry sloot zijn ogen en hield zijn adem in.
Het was voor hem geen verbazing, Lodewijk had namelijk geen enkel graantje leiderschap in zijn lichaam.
Hij denkt terug aan 21 januari; Lodewijk ging liggen en zijn hoofd lag al in het houten plankje, Henry keek toe hoe Lodewijk’s moed langzamerhand veranderde in paniek. Hoe dichter de dood des te gespannen de situatie werd, voor Lodewijk en voor de mensen eromheen. Lodewijk keek de mensen voor een laatste keer aan, een blik vol machteloosheid en, volgens Henry, verdriet. Henry hield zijn adem in, ik weet niet of ik dit kan aan zien maar mensen houden mij nu natuurlijk ook in de gaten, dacht Henry vlug.
Henry keek uiteindelijk hoe het er aan toe ging, de beul grijnsde nog naar het publiek en pakte het touw beet, Lodewijk’s ogen werden verstijfd van angst en voor dat Henry het wist was het gebeurd.
De beul pakte het hoofd van Lodewijk beet en liet het trots zien aan het volk, de mensen juigde in vol enthousiasme. Het publiek was niet meer te stoppen, de vele bewakers moesten niet alleen henzelf beschermen maar ook de handlanger, Henry. Zij aasden nu op de rest, vooral Marie-Antoinette.
Henry opende zijn ogen weer en liet zijn lange zucht uit.
Hij keek zijn vrouw aan en was blij dat hij voorlopig nog leefde.
Tyneisha van Veltum